Genesis 36

Ezau trekt van Jakob weg

Als Izak is gestorven, gaat de geschiedenis verder met zijn zonen. Eerst komt de oudste aan bod, de zoon die niet de lijn van het geloof volgt. De dood van zijn vader maakt openbaar wat er in het hart van Ezau leeft. Het heeft geen blijvende indruk op hem gemaakt. Zijn hart is niet veranderd: hij trekt van zijn broer weg (Gn 36:6), waarmee hij aangeeft dat hij niets met de lijn van Gods gedachten te maken wil hebben. Hij heeft zijn eigen plannen en volgt zijn eigen weg.

Ezau heeft drie vrouwen. De zonen die zij hem baren, worden allen in Kanaän geboren, terwijl de zonen van Jakob, op Benjamin na, allen buiten het land geboren zijn. En terwijl Jakob het land binnentrekt, trekt Ezau er weg, om op het gebergte Seïr te gaan wonen.

Ezau is Edom, de vader van de Edomieten, zo staat meerdere keren in dit hoofdstuk (Gn 36:1; 8; 9; 19; 43). Dit volk zal zich als de bitterste vijand van Israël openbaren. Het oordeel over hen wordt door de profeet Obadja neergeschreven.

Toch is in dit geslacht van vervloeking ook een voorbeeld van de genade aanwezig. In Gn 36:15 lezen we van Kenaz. Kaleb, over wie we in Jozua 14 lezen, wordt daar “de Keneziet” genoemd (Jz 14:6). Kaleb is een afstammeling van Kenaz. Het als Edomiet geboren worden is dus niet hopeloos (Ri 3:9).

De zonen van Ezau

Door deze nakomelingen is het Edomietische volk op het gebergte Seïr gebouwd. In de namen die hier worden genoemd, zien we een stukje van Gods boekhouding. Niets ontgaat Hem. Tussen deze bijna allemaal onbekende namen valt een naam als “Amalek” (Gn 36:12) op. Deze naam komen we in het verloop van de geschiedenis van Israël vaker tegen (Ex 17:8-16; Dt 25:17-19). Het is de verklaarde vijand van Gods volk, een beeld van het vlees van de gelovige. Dat kan ook niet anders als afstammeling van Ezau.

Het gaat bij al deze namen om de personen, niet om hun geschiedenis of hun daden. God noemt hun namen vanwege de verbinding die er bestaat tussen het geslacht van Ezau en Zijn volk. Helaas niet als vrienden, maar als vijanden.

De stamhoofden

Het lijkt erop dat de Edomieten, net als de Israëlieten, zijn verdeeld in stammen, naar de namen van de zonen.

De zonen van Seïr

Van de zonen van Seïr, de inwoners van het land waarheen Ezau is getrokken, worden de stamhoofden vermeld. Zij wonen er, voordat Ezau er komt (Dt 2:12; 22).

Soms wordt tussen de opsomming van de namen een bijzonderheid genoemd. Dat kan te maken hebben met een vondst (Gn 36:24) of een militaire daad (Gn 36:35). Van Ana wordt vermeld dat hij een bijzondere vondst doet: hij vindt hete bronnen in de woestijn. In een hete woestijn belooft de vondst van een bron verkwikking en leven. Als er uit die bron echter heet water komt, verergert het de toestand van de dorstige woestijnreiziger. Het vinden van een warme bron in een woestijn wijst op het ervaren van grote ontgoocheling, terwijl er een groot genot werd verwacht.

Uitvinders en politiek invloedrijke figuren hebben de mensheid zonder God gevormd. Zij beloven altijd weer verbetering van de leefomstandigheden. De mensen geloven daarin en kiezen hen daarom als hun leiders, maar telkens weer draait het uit op een bittere teleurstelling.

Koningen over Edom

Het lijkt alsof Ezau meer succes in het leven heeft dan zijn broer. Er is in zijn nageslacht eerder sprake van mannen van naam dan in het nageslacht van Jakob (Gn 36:31). Bij de Edomieten gaat alles veel sneller. Maar God handelt hun hele geschiedenis in één hoofdstuk af. De geschiedenis van Jakob wordt vanaf Genesis 37 gezien in verbinding met Jozef. In die geschiedenis zien we hoe het lijden aan de heerlijkheid voorafgaat.

De stamhoofden

Hier worden nog een keer dezelfde personen genoemd die we ook in de Gn 36:15-19 hebben gezien. Alleen worden daar de namen van de personen genoemd, terwijl hier hun woongebieden worden vermeld.

Copyright information for DutKingComments